
Ontstaan van het landschap
In de periode van de één na laatste ijstijd (238.000 tot 128.000 jaar terug) komt het landijs tot aan de huidige provincie Utrecht en wordt de Utrechtse Heuvelrug gevormd. Daarna volgt een warmere periode, die wordt gevolgd door een nieuwe ijstijd. Gedurende deze laatste ijstijd (116.000 tot 9700 jaar geleden) komt het landijs niet meer zo zuidelijk, maar is de ondergrond wel bevroren. In Nederland heerst een poolklimaat, afgewisseld door een toendraklimaat.
Rond 9000 voor Christus stromen rivieren als Rijn en Maas ten zuiden van onze regio. Ze veranderen daarbij regelmatig van vorm of zijn vlechtende riviervlaktes. Rond 5000 slijten de rivieren zich verder in. Er ontstaat ook steeds meer vegetatie.
De Rijn die door onze regio stroomt verplaatst zich regelmatig. Overstromingen zorgen voor hogere en lagere gedeelten en het landschap van het Kromme-Rijngebied wordt gevormd. Het is een uniek landschap met stroomruggen en komgronden dat al vroeg aantrekkingskracht heeft op bewoners. Vooral langs de watervoerende restgeulen ontstaat in de IJzertijd bewoning.
De IJzertijd

Vanaf ongeveer het jaar 700 voor Christus komt bewoning in het Kromme Rijngebied op gang. De Rijn heeft haar definitieve positie gekozen en is een brede rivier op globaal de plek van de huidige Kromme Rijn. De restgeulen van de eerdere Rijn is regelmatig watervoerend. De bewoningskernen liggen op de hogere delen van de Houtense, Jutphase en Werkhovense stroomrug. De laagste delen (o.a. Schalkwijk, Langbroek en delen van Houten) zijn moeras.
De bewoners staan in verbinding met elders, gezien de aangetroffen handelsproducten als barnsteen. In de Late IJzertijd neemt de bevolking flink toe. Ook worden er Keltische munten en sieraden gevonden. Het zijn de Eburonen die zich hier vestigen.
Ten zuiden van het Kromme Rijngebied ontstaat in de Late IJzertijd de Lek. Het is dan nog een kleine waterstroom die zich heeft afgesplitst van de Rijn ter hoogte van Wijk bij Duurstede. Rond ongeveer 35 voor Christus vestigen de Bataven zich in de regio. Ze smelten samen met de Eburonen.
De romeinse tijd

Vanaf het jaar -15 verschijnen de Romeinen definitief in onze streek. De Romeinse Rijn is een brede rivier op ongeveer de plek van de huidige Kromme Rijn en van strategisch belang voor de Romeinen. Niet alleen vormt deze vanaf het jaar 47 de noordgrens van het Romeinse Rijk, ook is het een belangrijke route tussen het huidige Duitsland en Engeland.
De Rijn en noordgrens worden verdedigd door twee Romeinse castella in het Kromme Rijngebied. In eerste instantie zijn deze van hout en vanaf de tweede eeuw van steen. We kennen twee van dergelijke forten: Duristate ten zuidoosten van Wijk bij Duurstede en Fectio bij Vechten.
Fectio was een van de vroegste forten, die in eerste instantie lag op de splitsing van de Rijn en Vecht. Na een grote overstroming rond het jaar 41 verlegde deze riviersplitsing zich naar Utrecht. Tussen de forten liep een Romeinse weg, de Limesweg. In het Kromme Rijngebied is deze aangetoond tussen globaal Utrecht en Werkhoven (N421). Elders is de weg nog niet gevonden, maar zijn er sterke vermoedens.
De Bataven en Eburonen zorgden voor een dichtbevolkt gebied. Gedurende de 1e en 2e eeuw woonden er zo’n 4000 personen in het gebied, waarbij de helft in of rond de Romeinse forten. Op het platteland stonden minimaal acht stenen Romeinse villa’s en verder veel boerderijen. Rond het jaar 275 verlaat de bevolking de streek. Incidenteel blijft er bewoning achter op de hogere delen van het landschap.
De vroege middeleeuwen

Het Kromme Rijngebied is aan het begin van de vroege middeleeuwen vooral bos. Er is incidenteel bevolking. Vanaf vijfde eeuw komt de regio weer tot leven en dan vooral in regio van het huidige Wijk bij Duurstede. Hier ontstaat op de splitsing van de Lek en de Rijn de handelsnederzetting Dorestad. De stad wordt de belangrijkste handelsplaats van de lage landen. Schepen varen af en aan op de Rijn naar het huidige Engeland, Denemarken, West Nederland en Duitsland.
De populariteit van Dorestad heeft tot gevolg dat de stad soms in handen is van de Franken en soms van de Friezen (woonachtig aan de westkust). De slag bij Dorestad in 689 is een bekende veldslag tussen beide groeperingen, die wordt gewonnen door de Franken. Hierna wordt het Christendom ingevoerd. Dit gebeurt vanuit Utrecht door Willibrordus en zijn monniken.
Bonifatius zet dit werk voort en zet in het jaar 716 in Dorestad zijn eerste voet aan wal in Europa. Op enkele plaatsen verschijnen kerken zoals in Dorestad, Houten en Werkhoven. Het gebied wordt ingedeeld in gouwen, waarbij Bunnik, Wulven en Vechten onder Niftarlake vallen. Tull en ’t Waal valt onder het gouw Lek en IJssel en de rest van het gebied maakte onderdeel uit van de landstreek Dorestad.
Dorestad is in de 9e eeuw doelwit van de Noormannen. Gedurende enkele jaren houden ze Dorestad en omgeving bezet. De Utrechtse bisschop is gevlucht en stelt een lijst op met de goederen die van hem zijn. Hierdoor weten we meer over het de plaatsen die er rond 863 in het Kromme Rijngebied zijn.
Na de terugkeer van de bisschop in de 10e eeuw wordt het Kromme Rijngebied verder gecultiveerd. Grote boerderijen verschijnen waar diverse arbeiders wonen. Het Kromme Rijngebied is voedselleverancier voor de groeiende stad Utrecht, dat zich snel ontpopt tot het nieuwe centrum van de lage landen.
Het gouw Dorestad verandert in het gouw Opgooi, waar de Heren van Goye in het ontstane machtsvacuüm springen. Maar het oostelijke deel raken ze snel kwijt aan de Keulse kerk. Op de plek van Dorestad verschijnt een nieuwe nederzetting: Wijk bij Duurstede. De Lek is nu een serieuze rivier en vormt een harde scheiding met het gouw Teisterbant (Betuwe).
De late middeleeuwen

Rond het jaar 950 start de ontginning van de lagere delen. In eerste instantie gaat het om de gebieden die makkelijk zijn te cultiveren. In 1122 wordt de Rijn bij Wijk bij Duurstede afgedamd. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de omgeving van Langbroek te ontginnen, alsmede de moerassen tussen Houten en Tull en ’t Waal. Weteringen worden gegraven en sloten snijden kavels in het moeras. Nieuwe landbouwgronden komen beschikbaar waarbij de adel en de kloosters een belangrijke rol spelen. Ontginningsdorpen zoals Schalkwijk en Langbroek verschijnen.
Door nieuwe bouwtechnieken is het vanaf halverwege de 13e eeuw makkelijker om stenen huizen te bouwen. Vooral in de ontginningsgebieden waar klei voorradig is, verschijnen kastelen met grachten. Ondertussen is er regelmatig oorlog tussen Gelre, Holland, het Sticht, Friesland en Zeeland. Lokale kasteelheren kiezen nog wel eens de kant van Holland, waardoor ze niet populair zijn bij de bisschop van Utrecht. Een belangrijk kasteel is Kasteel Ten Goye in ’t Goy. De kasteelheer heeft aan het begin van de 14 eeuw nog veel macht, maar door het politieke beleid van de bisschop van Utrecht wordt dit ingeperkt.
In de 15e eeuw is de sfeer gespannen in Het Sticht. Bisschop David van Bourgondië kiest ervoor om in Wijk bij Duurstede te wonen. Met de Bourgondische macht op de achtergrond is hij tussen 1470 en 1477 de machtigste bisschop van Europa. Regelmatig zijn er plunderingen op het platteland.
De nieuwe tijd

In de 16e eeuw volgt de Reformatie. De Spanjaarden proberen hier nog het tij te keren, maar worden uiteindelijk teruggedreven en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaat. Het platteland van het Kromme Rijngebied blijft overwegend katholiek.
De kasteelheren verdwijnen en de nieuwe adel zijn rijke stedelingen die profiteren van de welvaart die de Republiek met zich meebrengt. De kastelen worden dan ook steeds vaker buitenhuizen, waardoor de ongezonde stad met haar ziekten kan worden vermeden. De windmolen doet zijn intrede in het landschap en daar waar de waterhuishouding moet worden geregeld verschijnen poldermolens. Om dit in goede banen te leiden verschijnen er steeds meer waterschappen van samenwerkende landeigenaren.
Rond 1672 is het een rampjaar en houden de Fransen huis in het Kromme Rijngebied. Maar wanneer ze zijn vertrokken krabbelt de regio snel op. Enkele tientallen jaren later zijn bij het jachtslot Heemstede ten westen van Houten prachtige tuinen te zien, waarvoor de adel vanuit de verre omgeving langs komt. De nieuwe tijd eindigt met een nieuwe bezetting van de Fransen. Dit keer blijven ze langer.

De huidige tijd
Vanaf de eerste jaren van de 19e eeuw brengen de Fransen orde, structuur en standaardisatie in Nederland. Wanneer de Fransen vertrekken start al snel de aanleg van nieuwe verdedigingswerken. Zo wordt in stappen de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebouwd om Holland en de stad Utrecht te beschermen.
De Kromme Rijn wordt deels gekanaliseerd en bij Wijk bij Duurstede komt een inundatiesluis. Een ander belangrijk punt is Fort Honswijk, die met recht de parel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie mag worden genoemd. Maar ook Fort bij Vechten is indrukwekkend groot.
De moderne tijd brengt behoefte aan vervoersmiddelen en het Kromme Rijngebied wordt al snel doorsneden door spoorlijnen van en naar Utrecht. Hetzelfde geldt voor waterwegen zoals het Amsterdam-Rijnkanaal en snelwegen als de A12 en A27.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ligt het gebied in de luwte van de frontlinies. Toch heeft de bevolking te leiden van bombardementen en inundaties. In de tweede helft van 1944 komt de frontlinie dichterbij en wordt de situatie moeilijker. Er volgen vaker bombardementen, vooral bij de spoorlijnen en bruggen.
Na de 1945 volgt de wederopbouw van Nederland. In Wijk bij Duurstede, Cothen, Odijk en Houten wordt veel gebouwd. Houten voorziet in woningbehoefte van de groei van de stad Utrecht en krijgt net als Bunnik met annexatie te maken. Ondanks de moderne gebouwen zijn we trots op de rijke geschiedenis van dit gebied.
